Pamir Highway - Verlaten door de tijd

Eigenlijk wist ik het meteen. Nadat ik de overzichtspagina van Google afbeeldingen van de Pamir Highway vluchtig had bekeken, was het duidelijk. Kaal, leeg en verlaten. Daar wilde ik gaan fietsen. Maar toch, wie laat er nu z'n oog vallen op een groepsreis?!

Wonderbaarlijk genoeg was ik naar de fiets&wandelbeurs gegaan om te zoeken naar mogelijke fietsbestemmingen. Wellicht klinkt het best logisch om juist daarheen te gaan, helaas voldeed het aan mijn verwachtingen. Grijze hoofden, stellen in hetzelfde windjack en mensen in volledige outdooroutfits die langs de verschillende stands in de RAI slenterden. Terwijl ik me afvroeg of die mensen hun recreatieve activiteiten in hetzelfde hopeloze tempo zouden ondernemen, en wat het dan is dat ik een vrijetijdsactiviteit gemeen heb met een deel van die mensen, doorkruiste ik in gestrekte pas de beursvloer. In gedachten alweer buiten, werd ik op mijn rug getikt en aangesproken: 'Heb ik jou geen lift gegeven in Birma?' Juist ja. Scherpe blik van Pascal van Tropical Cyclist! Een praatje verder stond ik dan alsnog op straat. Dat, dat en dat kon ik prima alleen, had hij me verteld. Vond ik zus en zo interessant, dan moest ik bij hem zijn. Zo ook voor de Pamir Highway..., niet dat hij er eerder was geweest.

Na een korte verkenningstocht van dat reisdoel was ik dus om. De lege verlatenheid van het landschap deed mijn hart sneller kloppen, mijn hoofd vertelde me dat het daarmee direct de reden is om er niet per se alleen te gaan fietsen. Evengoed, ik betwijfelde ten zeerste of ik mijn felbegeerde contemplatieve, solitaire fietstoestand wel zou kunnen gaan bereiken als ik in een groep onderweg ben. Want is het fietsen dan nog steeds zo attractief? Bovendien. Onderweg zijn met bagage en noodrantsoen voor een heel weeshuis in een volgbus met chauffeur, kok én een tolk, plus een reisleider op de fiets. Het voldoet niet echt aan mijn beeld van eenvoudig met de fiets onderweg zijn, ik associeer het bovenal met verzorgd en decadent. Voor het thuisfront zou het daarentegen een veilige gedachte zijn. Pech onderweg zou worden opgemerkt voordat de bodem van mijn bidon überhaupt in zicht zou kunnen zijn. Altijd de theoretische mogelijkheid om in de bezemwagen te stappen bij fysiek ongemak. Dat Pascal de reis zelf ook nog nooit had gemaakt, vond ik dan weer een geruststellende gedachte. Ook het land voor de reisleider onontgonnen terrein, onderweg zonder vastomlijnd plan.

Benieuwd waar ik terecht was gekomen, zat ik aan het raam van het busje gekluisterd om de eerste beelden van Dushanbe in me op te nemen. De hoofdstad van Tajikistan oogde deze vroege ochtend vooral uitgestorven, de brede weg prachtig geasfalteerd. En terwijl de overige groepsleden bij elk stoplicht opmerkte dat dat we weer door rood reden, verwonderde ik mij over de school die was voorzien van geverfde tekeningen op het raam. Zoveel hedendaagse opgewektheid in een voormalig Sovjetland en één van de (zo niet het) armste land van Centraal Azië had ik niet verwacht. Later die dag stond ik versteld van de hoeveelheid groen, de bloemen in de parken en de talrijke fonteinen die het water weelderig in de rondte liet spatten. Het suikerfeest dat gevierd werd, had er vast iets mee te maken. Het verklaarde in ieder geval de mooie vrouwen en meisjes die in bonte, prachtig gekleurde, traditioneel ogende wijde jurken met bijpassende smalle broek over straat liepen. De jongens zonder uitzondering gekleed in helblauwe, hip afgesleten, skinny jeans.We verbleven slechts een dag in de hoofdstad, maar tot mijn verrassing had je met een middagje rondfietsen ook echt het idee een goed beeld te hebben van het centrum. Nou ja, centrum. Het is een groot woord voor het overzichtelijke stratenplan. Ongeveer alles was gesloten op deze feestdag, de straten gezellig, maar niet overdreven bevolkt met vriendelijke mensen. Misschien was het rustig door de belangrijke feestdag, dan nog. Als dit de hoofd- en grootste stad is… wat zegt dat dan over de rest van het land?

Tot verbijstering van de groepsgenoten die het grappenderwijs opmerkte, bleek het helemaal geen grap. De bus die bij het hek van ons guesthouse stond geparkeerd, was inderdaad onze volgwagen.Karakter kon je het vervoersmiddel niet ontzeggen, noch een zichtbare geschiedenis van een decennia of wat. Zonder twijfel was de bus het meest fotogenieke onderdeel van onze gehele karavaan. Volgestouwd met al onze fietsen, de volledige inboedel aan bagage, een tent of wat, een stapel isolatiematjes en met een winkelwagen of 11 aan eten en drinken ter waarde van $1500 zou hij ons gaan volgen. Wij waren ingestapt in een moderne Mercedesbus om op deze eerste dag ergens naar ver buiten de stad te worden gereden, om daar onze fietsreis dan echt te beginnen. Nog voor we goed en wel een minuut of 3 onderweg waren, was de volgbus uit het oog verloren. Op het moment dat hij weer in ons blikveld verscheen, reed hij met lege dan wel lekke band rechtstreeks naar een soort van garage aan de rand van de straat...

Na het nodige overleg, was het plan voor de dag als volgt. Wij zouden in onze smetteloze witte bus direct verder rijden, de volgbus die waarschijnlijk al dagen met het euvel bij het guesthouse had gestaan zou weldra gerepareerd volgen. Hopelijk kon de volgbus ons dan bijhalen gedurende onze lunchpauze en met wat geluk zou er dan later die dag nog wat gefietst kunnen worden. Dat bleek ijdele hoop. Zover zou het zeker niet gaan komen. De volgbus had met de lunch een achterstand van een uur of 3. Trouwens, onze Mercedes begon bij de eerste de beste serieuze klim na de lunch tekenen van oververhitting te vertonen en waarom hielden we daarna stil? Een olielek geloof ik. Voordat duidelijk was wat de bus mankeerde, waren we al te voet verder gegaan en al lopend passeerde we de eerste bergpas van deze vakantie. Ook deze bus zou ons wel weer een keer gaan bijhalen. Daar liepen we dan in het heetst van een hete dag. Sommige in koersbroek, andere op fietsschoentjes, een enkeling zelfs zonder paspoort op zak. Een vermogen aan fietsen en bagage ergens onderweg in de handen van een paar Tajiken die we al een dag kende. De bus die ons zo dadelijk weer verder ging rijden, als een witte stip in het landschap achterlatend.

De rit werd voortgezet zoals we geëindigd waren; de chauffeur met één hand aan het stuur en in de ander onophoudelijk z'n mobiel. Hij laveerde ons al bellend over de kronkelende, smalle, onverharde weg in rap tempo langs het ravijn naar beneden. Geen moment heb ik mij zorgen gemaakt. Ook vandaag weer aan het raampje gekluisterd, was ik simpelweg gelukkig met de uitzichten en met de hoogte van de bus. De beenruimte was dan abominabel, je hoofd stoten aan het dak als we eens in de zoveel tijd werden gelanceerd uit onze stoel was niet aan de orde. Zelfs het plan dat onze Mercedes aan het eind van de dag zoals gepland weer rechtsomkeert zou maken, alleen dan nu mét onze gids, werkte feilloos. In het stikdonker zouden ze onze volgbus tegemoet gaan rijden en, belangrijker, weten te herkennen. De gids zou dan overstappen en onze spullen en volgwagen naar naar onze zojuist gevonden homestay leiden. Het was al donker. Er kwam thee, brood, soep en gebakken ei, we konden ons opfrissen met het bergwater dat langs stroomde en er reed een bus het terrein op. 's Avonds tegen een uur of half elf waren fietsen, fietsgroep, ondersteunend personeel en bagage weer herenigd. Nog geen meter gefietst. Ach, morgen was er weer een dag.

De wind in het gezicht, de zon op de vroege morgen al warm, het asfalt prachtig. Wat was ik ongelooflijk blij met die eerste meters op de fiets en de komende 280 km zou er weinig veranderen. Steevast begeleidt door de kolkende rivier met het bijbehorende geluid dat nooit gaat vervelen. Soms aangezet door het kapotslaan van de watermassa op stenen of botsende stromingen. Af en toe overstemd door gefluit van de overkant. Als je dan goed tuurde kon je op tijd ontdekken waar het schrille geluid vandaan kwam, om dan opzichtig een hand in de lucht te steken en het silhouet daarmee gedag te zeggen. Iets terug roepen leek, soms door het gedender van het water, soms door de afstand, redelijk zinloos. Het water dat beide oevers altijd op gepaste afstand hield, de onbereikbare overkant continue fascinerend. Zo dichtbij, zo ver weg en waarschijnlijk heel vergelijkbaar met deze kant. Nergens een mogelijkheid om over te steken naar buurland Afghanistan. Aan de oever aan de overkant liep een pad, een pad dat nooit leek op te houden. Kilometers, kilometers, kilometers en dagen lang. Soms liepen er een paar mensen, vaak niet. Een enkele keer met ezel of zelfs een fiets, maar dat was vooral in de buurt van een dorpje. En een brommer, of was het een motor, kwam ook wel eens voor. Het onverharde pad slingerde in ieder geval onophoudelijk langs de waterkant, soms met een aftakking om ook bij een hoog waterpeil door te kunnen lopen, een enkele keer kort onderbroken door een waterval. Nergens over de berg heengaand, altijd ergens langs. Het lijnenspel dat het van een afstand in het landschap trok mooi om te zien, de eenzame dorpjes toch nog op enige wijze fysiek verbonden. Alhoewel de enkele aanwezige schotelantenne ook duidde op contact met de buitenwereld. Goed beschouwd zou 'onze' kant wel eens verdacht veel op de overkant kunnen hebben geleken. Alleen dan met een bredere weg, in een iets betere staat en wat minder uitgestorven. Het was in ieder geval net zo overzichtelijk. Als er al iets veranderlijk was, dan was het de staat van de weg. Geregeld voorzien van een (pittig) klimmetje, nooit voor lang. De weg ook hier de bewoonde delen van het landschap met elkaar verbindend, dorpjes kondigden zich al van verre aan. De kale bergen bij een inham ineens vruchtbaar groen van het smeltwater dat daar in watervallen naar beneden kwam. 'Het wordt later mooier', werd er gezegd, of 'Het lijkt op Pakistan, vooral het Kohistan gedeelte'. Ik hoorde het, maar luisterde niet. Ik was nu al onder de indruk, wilde onvervalst genieten van het moment. Gelaten zat ik op de fiets, kijken, zien, luisteren naar de ruisende geluiden van wind en water. 'Jij straalt zó'n rust uit tijdens het fietsen', werd er opgemerkt. Blijkbaar was het zichtbaar dat ik vanaf dag één heerlijk onderweg was.

Bij eerdere fietsreizen moest ik beginnen op te letten als ik zo lekker onderweg was. Voor ik het wist zag ik mijn te volgen route over het hoofd en bleef veel te lang rechtdoor fietsen. Deze keer was ik daarvoor helemaal op de juiste plek. De foute afslag nemen of de route kwijt raken, het zou ditmaal ongeveer onmogelijk zijn. Onbekommerd de doorgaande weg volgen, meer dan dat was er niet te doen. Nou ja, oké. Alleen de bus tijdig ontdekken als teken om te stoppen voor bevoorrading, lunch of eindpunt in de buurt van de afgesproken kilometrage. Voor het leuk had ik wel een landkaart bij me, maar die kwam eigenlijk alleen uit mijn tas om uit te lenen aan Pascal. Of voor de toeristische informatie op de achterkant, om te zoeken naar antwoorden voor andermans opdoemende vragen. De kaart was leuk om precies te weten waar je was, om de weg te vinden totaal overbodig. We waren ondertussen op de M41, de Pamir Highway, aanbeland. De fietsroute was ruwweg onderverdeeld in drie fietsdelen van ieder een dag of 5. De rivier bracht ons naar Khorog, vanaf daar zouden we verder gaan naar de stadje Murghab en dan zou de volgende stad van betekenis al buiten de landsgrenzen liggen. In Osh in Kirgizië zou ons fietsdoel bereikt zijn. Zo overzichtelijk als het klinkt, zo overzichtelijk was het ook.

In Khorog was er tijd voor een rustdag. Het bleek een leuke plek met een gemoedelijke sfeer, een markt, een aandoenlijk bestoft museum en een 'met een plan' aangelegd, onderhouden park. In het park zelfs een mooie plek aan de rivier waar je je eten van een Engelse menukaart kon bestellen. Vanaf deze stad werd de route korte tijd ineens drukker, het land plots wat vlakker, er was iets meer landbouw, de dorpen volgde elkaar in relatief rap tempo op. En daar was ik niet onverdeeld blij mee. Het voortdurend zwaaien en hello roepen was geen straf, maar de jochies die hun welbekende high fives wilden komen halen waren wel erg enthousiast. Stonden de weinige kinderen de eerste dagen gewoon vrolijk zwaaiend, of argwanend kijkend, voor iedereen veilig aan de kant van de weg. Nu kwamen ze vanuit de berm of vanaf het huis aangestoven en rende bijna onder je fiets. Of ze stonden al breeduit op de weg, nauwelijks een veilige ruimte overlatend om ze te kunnen passeren. Ontwijkend gedrag van mijn kant werd niet bijzonder gewaardeerd, een enkele keer een steen of een slipper naar mijn fiets krijgend. Op een van de eerste dagen werd ik staande gehouden door een groepje mannen die na iets wat klonk als overleg de straat gingen versperren. Waarschijnlijk benieuwd geworden van de fietsers voor mij, zagen ze hun kans schoon om hun nieuwsgierigheid te bedwingen en bij mij uit te vinden wat er aan de hand was. Nog voor ik goed en wel stilstond, stonden ze in een kringetje om me heen. De meest bespraakte van het stel vroeg Are you tourist? Het leek mij evident, maar heb het vriendelijk bevestigd. Vervolgens de vraag waar ik dan vandaan kwam. Gedurende de vakantie kwam ik erachter dat er in de belevingswereld van de Tajik maar twee opties voor zijn. Of je komt uit Amerika, of je komt uit Londen. Wonderbaarlijk genoeg was het omsingeld zijn door een clubje mannen in z'n totaliteit niet bedreigend, die kindjes liet ik echter graag zo spoedig mogelijk achter me. Het joch dat totaal uit z'n dak ging en in woede ontstak, omdat ik niet stopte toen hij een foto eiste, was daadwerkelijk absurd. Maar ach. Voor ik goed en wel van de verbazing bekomen was, bleek de bewoonde wereld alweer lang en breed verleden tijd.

De dorpen maakte plaats voor huizen. Het werd hoe langer, hoe rustiger. De leegte die ik zocht, werd zo langzamerhand in z'n volle volledigheid gevonden. Van te voren kon ik me er weinig bij voorstellen, alleen de fotootjes nog vaag in mijn herinnering. Het er daadwerkelijk zijn, was van een totaal andere orde. Onwaarschijnlijk. Dag in, dag uit. Verbazing, bewondering, nog nooit zoiets gezien. Een indrukwekkend palet van kale, ruige rotspartijen, veel van hetzelfde, iedere meter anders. Alle variaties kwamen voorbij, alle tijd om er in op te gaan, nauwelijks lastig gevallen door iets of iemand.

Onbekommerd slalommen op de weg om de gaten of slechte stukken te ontwijken, of gewoon voor het leuk, was zonder enig risico. De Pamir Highway is de op twee na hoogste weg van de wereld, met name een highway in de meest letterlijke zin van het woord. Druk was het er niet. De weg voert vooral door het GBAO district, de autonome regio van Tajikistan, een gebied met 3,4 inwoners per vierkante kilometer. Tot de stad Murghab in het oosten van het land kwamen er af en toe een paar Chinese vrachtwagens voorbij. Altijd in mini colonne, vanaf Murghab plaatsmakend voor een paar groepen motorrijders. Verder kwam je wel eens een Toyota Landcruiser met toeristen tegen en een absoluut minimum aan lokaal verkeer. De weg eigenlijk over het algemeen bizar goed, de echt slechte plekken netjes aangegeven met rode vlaggetjes of iets anders rood op een stok vastgezet in een stapel stenen. Naast het spaarzame verkeer, was de eenzame wegwerker met een schop over z'n schouder lopend langs de kant van de weg, een van de weinige mensen die je onderweg tegen kwam in dit desolate deel van de wereld. Een blik van wederzijdse identieke vragen uitwisselend: wat doe je hier en waar kom je ineens vandaan? En dan waren er natuurlijk, niet te vergeten, tekenen van de aanwezigheid van herders. De dieren van zijn kudde als vlekken verspreid in het landschap. Af en toe zag je dan nog een yurt in de verte, eventueel een echt huis. Beide meestal te ver uit het zicht om ook daadwerkelijk de mensen te kunnen zien. Sterker nog, het perspectief vertekende nogal. Op een gegeven moment deed het denken of je de wereld vanuit een vliegtuig aan het bekijken was, alleen dan met horizontaal perspectief.

Het ene moment voelde het als rondrijden in een satellietfoto. Dan weer alsof je was aanbeland in een animatiefilm waarvan alleen het decor aanwezig was. De prehistorie voelde als een recente gebeurtenis, grote stenen die ooit naar beneden zijn gerold en tot stilstand zijn gekomen. Sinds die tijd niets meer gebeurd, alleen passanten die het hebben gadegeslagen of niet hebben opgemerkt. Er moet wat roering zijn geweest toen de weg werd aangelegd, getrouw begeleidt door houten elektriciteitspalen, anders dan dat geen teken van geschiedenis. De uitgestrekte vlaktes die uiteindelijk kapot slaan tegen de bergen. Het landschap overzichtelijk gemaakt door wolken en mist, op heldere momenten prijs gevend dat er achter de eerste bergen nog meer gebergtes schuil gaan. Hoe hoger we kwamen, hoe meer de toppen waren besneeuwd. Bergkammen afgetopt door laaghangende bewolking, ineens de warmte van de zon.

Dat je eigenlijk niets voorstelde in het landschap was voelbaar, de medefietsers maakte het zichtbaar. Ieder reed in z'n eigen tempo. Tegen de wind in, berg op, berg af of een fikse beklimming. Af en toe naar zo'n groter wordende stip toe rijdend, als je werd ingehaald loste de fietser vroeg of laat op in het slingerende landschap.

Het duurde even eer ik door had wat er precies aan het veranderen was. Geleidelijk aan waren de kleurtinten in de gesteentes veranderd. Variaties in het landschap kwamen en gingen en kwamen weer. Soms ineens een groene vlakte, vervolgens bestond de begroeiing alleen uit een paar polletjes langs de weg met verder niets. Stenen en grind in de meest prachtige kleuren en heel veel kale grond. Tot er weer een lange strook mosachtig groen in het landschap opdook, het zachte sponsachtige uiterlijk in fel contrast met de harde omgeving. Onveranderd stil. Ineens de schrille alarmschreeuw van een marmot of het ritselende ruisen van een kabbelend stroompje kraakschoon, blauw, ijshelder smeltwater. Een paar keer per dag het het tractorachtige gegrom van onze bus, daarnaast vooral stilte. Als je de wind niet hoorde, was er alleen en bovenal het geluid van niets.

Ik maak graag lijstjes op vakantie, dagafstanden bijhouden en in in mijn reisboekje volgt dan ook al snel de plaats van bestemming en waar ik dan overnacht. Dat bleek lastig. Ook de landkaart bracht geen uitkomst, binnen de kortste keren beperkte ik me tot vage omschrijvingen op papier. In het begin van de reis sneed dat nog hout; wildkamperen een paar kilometer voor Jorf, overnachten 20 kilometer na de splitsing of 7 kilometer na de pas. Hoe verder we kwamen, hoe lastiger de plaatsbepaling. Er was gewoon niets meer. Een enkele keer waren we dan wel daadwerkelijk ergens, de stad Murghab die met name een verlaten indruk maakte, een kuuroord met 'n zwavelbad of bij een meer. Tussendoor stond er dan gewoon huis als eindbestemming.

Gezien de kwaliteit en het formaat van de tenten die we bij ons hadden en op den duur ook de nachtelijke temperaturen, werd er iedere dag geprobeerd om een plek te vinden bij een huis. Niet vanwege het sanitair dat onverminderd afwezig is, maar vanwege de kachels om makkelijk te kunnen koken en de beschutting die het biedt. Soms was dat daadwerkelijk een homestay of guesthouse, in het verlaten deel logeerde we gewoon bij mensen thuis. Voor ons betekende dat feitelijk allemaal hetzelfde. We lagen zij aan zij op ons matje in een kamer die er voor was, of ervoor was leeggeruimd om ons onderdak te bieden. De gastvrijheid altijd hartverwarmend, net zoals de kachel waar iedereen graag kwam om op te warmen. Het mocht dan zomer zijn, aan de temperatuur kon je dat niet per se afleiden.

Leeg, ruig, verlaten, prachtig. Tot op de laatste meter heb ik ervan genoten. Een wasbordweg tegen de venijnige wind in, door het maanlandschap met tot slot een fikse beklimming naar de grens met Kirgizië. Het stukje niemandsland wat volgde was wellicht het mooiste gebied dat ik ooit heb gezien. Alsof je van de kaalste, meest informatieve pagina van de bosatlas in een feeëriek sprookjesboek was beland. Gelukkig ben ik een slechte daler en heb me lang over zoveel schoonheid kunnen verbazen. Kirgizië was daarna in verhouding een weldaad aan groen met wuivende gewassen en tekenen van beschaving in overvloed, maar toch direct verlangde ik weer terug naar die kale bergen, de leegte, de ruigheid. Tajikistan, 90% van het gehele land bestaat uit bergen. Het schijnt een van de minst bevolkte delen van de wereld te zijn. Ik geloof het graag, en geen wonder. Er is niets. Waar leven ze van, waar geven ze hun geld aan uit.

Gouden tanden, die zag je in overvloed. Ik neem aan als een oudedagsvoorziening. En mobiele telefoons, hoe verlaten ook, altijd een teken van hedendaags leven in de vorm van een mobiel. Aan het begin van de reis had ik zo'n $50 gewisseld in lokaal geld. Nauwelijks een Somoni lichter kwam ik in Osh aan. Ik had het graag uitgegeven, maar waaraan? Winkels, niet gevonden of ze waren dicht. Überhaupt nauwelijks enige middenstand gezien. Eten hadden we al aan boord, dus daar ging ook geen geld meer aan op.

Continue vraag je je hetzelfde af als je een huis of yurt tegenkomt. Wat heeft iemand bezield om hier te blijven, waarom niet verder getrokken. In de winter zullen ze er niet zitten, ingesneeuwd, verlaten van iedereen. De kachel die werd gestookt op mest en droge struikjes maakte nu al overuren. Hoe voorzien ze in hun onderhoud, nauwelijks een idee. En dan heb ik het niet alleen over hoe ze geld verdienen, want waar groeit dat voedsel. Het is niet verwonderlijk dat er maar twee terugkerende gerechten zijn. Laghman soep in de schrale variant of een eenvoudige pilav onder de naam plov. Samen met brood en thee, dat had de lokale keuken te bieden. Het land bleef verbazen tot op het eind. Wat was het mooi.

Reacties

Reacties

Robbert

Hoi Sonja,
Ik heb genoten van je relaas, wat goed dat je dat allemaal hebt opgeschreven. Binnenkort lees ik de volgende of misschien spreek ik je 'live'...
Groetjes,
Robbert

PS: Oud & Nieuw was heel gezellig!

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!