Voor het moment

Juist gedurende mijn fietsreis door Madagascar had deze site te kampen met een grote storing. Het gevolg daarvan was dat menig fietsverhaal en foto in rook is opgegaan. Ondertussen heb ik ze weer opgeduikeld en toegevoegd. Daarmee is het afonden van mijn schrijfsels over afgelopen zomer op een laag pitje beland. Het toevoegen van nieuwe avontuurverslagen duurt dus nog even, het komt er zeer zeker wel!

Pamir Highway - Verlaten door de tijd

Eigenlijk wist ik het meteen. Nadat ik de overzichtspagina van Google afbeeldingen van de Pamir Highway vluchtig had bekeken, was het duidelijk. Kaal, leeg en verlaten. Daar wilde ik gaan fietsen. Maar toch, wie laat er nu z'n oog vallen op een groepsreis?!

Wonderbaarlijk genoeg was ik naar de fiets&wandelbeurs gegaan om te zoeken naar mogelijke fietsbestemmingen. Wellicht klinkt het best logisch om juist daarheen te gaan, helaas voldeed het aan mijn verwachtingen. Grijze hoofden, stellen in hetzelfde windjack en mensen in volledige outdooroutfits die langs de verschillende stands in de RAI slenterden. Terwijl ik me afvroeg of die mensen hun recreatieve activiteiten in hetzelfde hopeloze tempo zouden ondernemen, en wat het dan is dat ik een vrijetijdsactiviteit gemeen heb met een deel van die mensen, doorkruiste ik in gestrekte pas de beursvloer. In gedachten alweer buiten, werd ik op mijn rug getikt en aangesproken: 'Heb ik jou geen lift gegeven in Birma?' Juist ja. Scherpe blik van Pascal van Tropical Cyclist! Een praatje verder stond ik dan alsnog op straat. Dat, dat en dat kon ik prima alleen, had hij me verteld. Vond ik zus en zo interessant, dan moest ik bij hem zijn. Zo ook voor de Pamir Highway..., niet dat hij er eerder was geweest.

Na een korte verkenningstocht van dat reisdoel was ik dus om. De lege verlatenheid van het landschap deed mijn hart sneller kloppen, mijn hoofd vertelde me dat het daarmee direct de reden is om er niet per se alleen te gaan fietsen. Evengoed, ik betwijfelde ten zeerste of ik mijn felbegeerde contemplatieve, solitaire fietstoestand wel zou kunnen gaan bereiken als ik in een groep onderweg ben. Want is het fietsen dan nog steeds zo attractief? Bovendien. Onderweg zijn met bagage en noodrantsoen voor een heel weeshuis in een volgbus met chauffeur, kok én een tolk, plus een reisleider op de fiets. Het voldoet niet echt aan mijn beeld van eenvoudig met de fiets onderweg zijn, ik associeer het bovenal met verzorgd en decadent. Voor het thuisfront zou het daarentegen een veilige gedachte zijn. Pech onderweg zou worden opgemerkt voordat de bodem van mijn bidon überhaupt in zicht zou kunnen zijn. Altijd de theoretische mogelijkheid om in de bezemwagen te stappen bij fysiek ongemak. Dat Pascal de reis zelf ook nog nooit had gemaakt, vond ik dan weer een geruststellende gedachte. Ook het land voor de reisleider onontgonnen terrein, onderweg zonder vastomlijnd plan.

Benieuwd waar ik terecht was gekomen, zat ik aan het raam van het busje gekluisterd om de eerste beelden van Dushanbe in me op te nemen. De hoofdstad van Tajikistan oogde deze vroege ochtend vooral uitgestorven, de brede weg prachtig geasfalteerd. En terwijl de overige groepsleden bij elk stoplicht opmerkte dat dat we weer door rood reden, verwonderde ik mij over de school die was voorzien van geverfde tekeningen op het raam. Zoveel hedendaagse opgewektheid in een voormalig Sovjetland en één van de (zo niet het) armste land van Centraal Azië had ik niet verwacht. Later die dag stond ik versteld van de hoeveelheid groen, de bloemen in de parken en de talrijke fonteinen die het water weelderig in de rondte liet spatten. Het suikerfeest dat gevierd werd, had er vast iets mee te maken. Het verklaarde in ieder geval de mooie vrouwen en meisjes die in bonte, prachtig gekleurde, traditioneel ogende wijde jurken met bijpassende smalle broek over straat liepen. De jongens zonder uitzondering gekleed in helblauwe, hip afgesleten, skinny jeans.We verbleven slechts een dag in de hoofdstad, maar tot mijn verrassing had je met een middagje rondfietsen ook echt het idee een goed beeld te hebben van het centrum. Nou ja, centrum. Het is een groot woord voor het overzichtelijke stratenplan. Ongeveer alles was gesloten op deze feestdag, de straten gezellig, maar niet overdreven bevolkt met vriendelijke mensen. Misschien was het rustig door de belangrijke feestdag, dan nog. Als dit de hoofd- en grootste stad is… wat zegt dat dan over de rest van het land?

Tot verbijstering van de groepsgenoten die het grappenderwijs opmerkte, bleek het helemaal geen grap. De bus die bij het hek van ons guesthouse stond geparkeerd, was inderdaad onze volgwagen.Karakter kon je het vervoersmiddel niet ontzeggen, noch een zichtbare geschiedenis van een decennia of wat. Zonder twijfel was de bus het meest fotogenieke onderdeel van onze gehele karavaan. Volgestouwd met al onze fietsen, de volledige inboedel aan bagage, een tent of wat, een stapel isolatiematjes en met een winkelwagen of 11 aan eten en drinken ter waarde van $1500 zou hij ons gaan volgen. Wij waren ingestapt in een moderne Mercedesbus om op deze eerste dag ergens naar ver buiten de stad te worden gereden, om daar onze fietsreis dan echt te beginnen. Nog voor we goed en wel een minuut of 3 onderweg waren, was de volgbus uit het oog verloren. Op het moment dat hij weer in ons blikveld verscheen, reed hij met lege dan wel lekke band rechtstreeks naar een soort van garage aan de rand van de straat...

Na het nodige overleg, was het plan voor de dag als volgt. Wij zouden in onze smetteloze witte bus direct verder rijden, de volgbus die waarschijnlijk al dagen met het euvel bij het guesthouse had gestaan zou weldra gerepareerd volgen. Hopelijk kon de volgbus ons dan bijhalen gedurende onze lunchpauze en met wat geluk zou er dan later die dag nog wat gefietst kunnen worden. Dat bleek ijdele hoop. Zover zou het zeker niet gaan komen. De volgbus had met de lunch een achterstand van een uur of 3. Trouwens, onze Mercedes begon bij de eerste de beste serieuze klim na de lunch tekenen van oververhitting te vertonen en waarom hielden we daarna stil? Een olielek geloof ik. Voordat duidelijk was wat de bus mankeerde, waren we al te voet verder gegaan en al lopend passeerde we de eerste bergpas van deze vakantie. Ook deze bus zou ons wel weer een keer gaan bijhalen. Daar liepen we dan in het heetst van een hete dag. Sommige in koersbroek, andere op fietsschoentjes, een enkeling zelfs zonder paspoort op zak. Een vermogen aan fietsen en bagage ergens onderweg in de handen van een paar Tajiken die we al een dag kende. De bus die ons zo dadelijk weer verder ging rijden, als een witte stip in het landschap achterlatend.

De rit werd voortgezet zoals we geëindigd waren; de chauffeur met één hand aan het stuur en in de ander onophoudelijk z'n mobiel. Hij laveerde ons al bellend over de kronkelende, smalle, onverharde weg in rap tempo langs het ravijn naar beneden. Geen moment heb ik mij zorgen gemaakt. Ook vandaag weer aan het raampje gekluisterd, was ik simpelweg gelukkig met de uitzichten en met de hoogte van de bus. De beenruimte was dan abominabel, je hoofd stoten aan het dak als we eens in de zoveel tijd werden gelanceerd uit onze stoel was niet aan de orde. Zelfs het plan dat onze Mercedes aan het eind van de dag zoals gepland weer rechtsomkeert zou maken, alleen dan nu mét onze gids, werkte feilloos. In het stikdonker zouden ze onze volgbus tegemoet gaan rijden en, belangrijker, weten te herkennen. De gids zou dan overstappen en onze spullen en volgwagen naar naar onze zojuist gevonden homestay leiden. Het was al donker. Er kwam thee, brood, soep en gebakken ei, we konden ons opfrissen met het bergwater dat langs stroomde en er reed een bus het terrein op. 's Avonds tegen een uur of half elf waren fietsen, fietsgroep, ondersteunend personeel en bagage weer herenigd. Nog geen meter gefietst. Ach, morgen was er weer een dag.

De wind in het gezicht, de zon op de vroege morgen al warm, het asfalt prachtig. Wat was ik ongelooflijk blij met die eerste meters op de fiets en de komende 280 km zou er weinig veranderen. Steevast begeleidt door de kolkende rivier met het bijbehorende geluid dat nooit gaat vervelen. Soms aangezet door het kapotslaan van de watermassa op stenen of botsende stromingen. Af en toe overstemd door gefluit van de overkant. Als je dan goed tuurde kon je op tijd ontdekken waar het schrille geluid vandaan kwam, om dan opzichtig een hand in de lucht te steken en het silhouet daarmee gedag te zeggen. Iets terug roepen leek, soms door het gedender van het water, soms door de afstand, redelijk zinloos. Het water dat beide oevers altijd op gepaste afstand hield, de onbereikbare overkant continue fascinerend. Zo dichtbij, zo ver weg en waarschijnlijk heel vergelijkbaar met deze kant. Nergens een mogelijkheid om over te steken naar buurland Afghanistan. Aan de oever aan de overkant liep een pad, een pad dat nooit leek op te houden. Kilometers, kilometers, kilometers en dagen lang. Soms liepen er een paar mensen, vaak niet. Een enkele keer met ezel of zelfs een fiets, maar dat was vooral in de buurt van een dorpje. En een brommer, of was het een motor, kwam ook wel eens voor. Het onverharde pad slingerde in ieder geval onophoudelijk langs de waterkant, soms met een aftakking om ook bij een hoog waterpeil door te kunnen lopen, een enkele keer kort onderbroken door een waterval. Nergens over de berg heengaand, altijd ergens langs. Het lijnenspel dat het van een afstand in het landschap trok mooi om te zien, de eenzame dorpjes toch nog op enige wijze fysiek verbonden. Alhoewel de enkele aanwezige schotelantenne ook duidde op contact met de buitenwereld. Goed beschouwd zou 'onze' kant wel eens verdacht veel op de overkant kunnen hebben geleken. Alleen dan met een bredere weg, in een iets betere staat en wat minder uitgestorven. Het was in ieder geval net zo overzichtelijk. Als er al iets veranderlijk was, dan was het de staat van de weg. Geregeld voorzien van een (pittig) klimmetje, nooit voor lang. De weg ook hier de bewoonde delen van het landschap met elkaar verbindend, dorpjes kondigden zich al van verre aan. De kale bergen bij een inham ineens vruchtbaar groen van het smeltwater dat daar in watervallen naar beneden kwam. 'Het wordt later mooier', werd er gezegd, of 'Het lijkt op Pakistan, vooral het Kohistan gedeelte'. Ik hoorde het, maar luisterde niet. Ik was nu al onder de indruk, wilde onvervalst genieten van het moment. Gelaten zat ik op de fiets, kijken, zien, luisteren naar de ruisende geluiden van wind en water. 'Jij straalt zó'n rust uit tijdens het fietsen', werd er opgemerkt. Blijkbaar was het zichtbaar dat ik vanaf dag één heerlijk onderweg was.

Bij eerdere fietsreizen moest ik beginnen op te letten als ik zo lekker onderweg was. Voor ik het wist zag ik mijn te volgen route over het hoofd en bleef veel te lang rechtdoor fietsen. Deze keer was ik daarvoor helemaal op de juiste plek. De foute afslag nemen of de route kwijt raken, het zou ditmaal ongeveer onmogelijk zijn. Onbekommerd de doorgaande weg volgen, meer dan dat was er niet te doen. Nou ja, oké. Alleen de bus tijdig ontdekken als teken om te stoppen voor bevoorrading, lunch of eindpunt in de buurt van de afgesproken kilometrage. Voor het leuk had ik wel een landkaart bij me, maar die kwam eigenlijk alleen uit mijn tas om uit te lenen aan Pascal. Of voor de toeristische informatie op de achterkant, om te zoeken naar antwoorden voor andermans opdoemende vragen. De kaart was leuk om precies te weten waar je was, om de weg te vinden totaal overbodig. We waren ondertussen op de M41, de Pamir Highway, aanbeland. De fietsroute was ruwweg onderverdeeld in drie fietsdelen van ieder een dag of 5. De rivier bracht ons naar Khorog, vanaf daar zouden we verder gaan naar de stadje Murghab en dan zou de volgende stad van betekenis al buiten de landsgrenzen liggen. In Osh in Kirgizië zou ons fietsdoel bereikt zijn. Zo overzichtelijk als het klinkt, zo overzichtelijk was het ook.

In Khorog was er tijd voor een rustdag. Het bleek een leuke plek met een gemoedelijke sfeer, een markt, een aandoenlijk bestoft museum en een 'met een plan' aangelegd, onderhouden park. In het park zelfs een mooie plek aan de rivier waar je je eten van een Engelse menukaart kon bestellen. Vanaf deze stad werd de route korte tijd ineens drukker, het land plots wat vlakker, er was iets meer landbouw, de dorpen volgde elkaar in relatief rap tempo op. En daar was ik niet onverdeeld blij mee. Het voortdurend zwaaien en hello roepen was geen straf, maar de jochies die hun welbekende high fives wilden komen halen waren wel erg enthousiast. Stonden de weinige kinderen de eerste dagen gewoon vrolijk zwaaiend, of argwanend kijkend, voor iedereen veilig aan de kant van de weg. Nu kwamen ze vanuit de berm of vanaf het huis aangestoven en rende bijna onder je fiets. Of ze stonden al breeduit op de weg, nauwelijks een veilige ruimte overlatend om ze te kunnen passeren. Ontwijkend gedrag van mijn kant werd niet bijzonder gewaardeerd, een enkele keer een steen of een slipper naar mijn fiets krijgend. Op een van de eerste dagen werd ik staande gehouden door een groepje mannen die na iets wat klonk als overleg de straat gingen versperren. Waarschijnlijk benieuwd geworden van de fietsers voor mij, zagen ze hun kans schoon om hun nieuwsgierigheid te bedwingen en bij mij uit te vinden wat er aan de hand was. Nog voor ik goed en wel stilstond, stonden ze in een kringetje om me heen. De meest bespraakte van het stel vroeg Are you tourist? Het leek mij evident, maar heb het vriendelijk bevestigd. Vervolgens de vraag waar ik dan vandaan kwam. Gedurende de vakantie kwam ik erachter dat er in de belevingswereld van de Tajik maar twee opties voor zijn. Of je komt uit Amerika, of je komt uit Londen. Wonderbaarlijk genoeg was het omsingeld zijn door een clubje mannen in z'n totaliteit niet bedreigend, die kindjes liet ik echter graag zo spoedig mogelijk achter me. Het joch dat totaal uit z'n dak ging en in woede ontstak, omdat ik niet stopte toen hij een foto eiste, was daadwerkelijk absurd. Maar ach. Voor ik goed en wel van de verbazing bekomen was, bleek de bewoonde wereld alweer lang en breed verleden tijd.

De dorpen maakte plaats voor huizen. Het werd hoe langer, hoe rustiger. De leegte die ik zocht, werd zo langzamerhand in z'n volle volledigheid gevonden. Van te voren kon ik me er weinig bij voorstellen, alleen de fotootjes nog vaag in mijn herinnering. Het er daadwerkelijk zijn, was van een totaal andere orde. Onwaarschijnlijk. Dag in, dag uit. Verbazing, bewondering, nog nooit zoiets gezien. Een indrukwekkend palet van kale, ruige rotspartijen, veel van hetzelfde, iedere meter anders. Alle variaties kwamen voorbij, alle tijd om er in op te gaan, nauwelijks lastig gevallen door iets of iemand.

Onbekommerd slalommen op de weg om de gaten of slechte stukken te ontwijken, of gewoon voor het leuk, was zonder enig risico. De Pamir Highway is de op twee na hoogste weg van de wereld, met name een highway in de meest letterlijke zin van het woord. Druk was het er niet. De weg voert vooral door het GBAO district, de autonome regio van Tajikistan, een gebied met 3,4 inwoners per vierkante kilometer. Tot de stad Murghab in het oosten van het land kwamen er af en toe een paar Chinese vrachtwagens voorbij. Altijd in mini colonne, vanaf Murghab plaatsmakend voor een paar groepen motorrijders. Verder kwam je wel eens een Toyota Landcruiser met toeristen tegen en een absoluut minimum aan lokaal verkeer. De weg eigenlijk over het algemeen bizar goed, de echt slechte plekken netjes aangegeven met rode vlaggetjes of iets anders rood op een stok vastgezet in een stapel stenen. Naast het spaarzame verkeer, was de eenzame wegwerker met een schop over z'n schouder lopend langs de kant van de weg, een van de weinige mensen die je onderweg tegen kwam in dit desolate deel van de wereld. Een blik van wederzijdse identieke vragen uitwisselend: wat doe je hier en waar kom je ineens vandaan? En dan waren er natuurlijk, niet te vergeten, tekenen van de aanwezigheid van herders. De dieren van zijn kudde als vlekken verspreid in het landschap. Af en toe zag je dan nog een yurt in de verte, eventueel een echt huis. Beide meestal te ver uit het zicht om ook daadwerkelijk de mensen te kunnen zien. Sterker nog, het perspectief vertekende nogal. Op een gegeven moment deed het denken of je de wereld vanuit een vliegtuig aan het bekijken was, alleen dan met horizontaal perspectief.

Het ene moment voelde het als rondrijden in een satellietfoto. Dan weer alsof je was aanbeland in een animatiefilm waarvan alleen het decor aanwezig was. De prehistorie voelde als een recente gebeurtenis, grote stenen die ooit naar beneden zijn gerold en tot stilstand zijn gekomen. Sinds die tijd niets meer gebeurd, alleen passanten die het hebben gadegeslagen of niet hebben opgemerkt. Er moet wat roering zijn geweest toen de weg werd aangelegd, getrouw begeleidt door houten elektriciteitspalen, anders dan dat geen teken van geschiedenis. De uitgestrekte vlaktes die uiteindelijk kapot slaan tegen de bergen. Het landschap overzichtelijk gemaakt door wolken en mist, op heldere momenten prijs gevend dat er achter de eerste bergen nog meer gebergtes schuil gaan. Hoe hoger we kwamen, hoe meer de toppen waren besneeuwd. Bergkammen afgetopt door laaghangende bewolking, ineens de warmte van de zon.

Dat je eigenlijk niets voorstelde in het landschap was voelbaar, de medefietsers maakte het zichtbaar. Ieder reed in z'n eigen tempo. Tegen de wind in, berg op, berg af of een fikse beklimming. Af en toe naar zo'n groter wordende stip toe rijdend, als je werd ingehaald loste de fietser vroeg of laat op in het slingerende landschap.

Het duurde even eer ik door had wat er precies aan het veranderen was. Geleidelijk aan waren de kleurtinten in de gesteentes veranderd. Variaties in het landschap kwamen en gingen en kwamen weer. Soms ineens een groene vlakte, vervolgens bestond de begroeiing alleen uit een paar polletjes langs de weg met verder niets. Stenen en grind in de meest prachtige kleuren en heel veel kale grond. Tot er weer een lange strook mosachtig groen in het landschap opdook, het zachte sponsachtige uiterlijk in fel contrast met de harde omgeving. Onveranderd stil. Ineens de schrille alarmschreeuw van een marmot of het ritselende ruisen van een kabbelend stroompje kraakschoon, blauw, ijshelder smeltwater. Een paar keer per dag het het tractorachtige gegrom van onze bus, daarnaast vooral stilte. Als je de wind niet hoorde, was er alleen en bovenal het geluid van niets.

Ik maak graag lijstjes op vakantie, dagafstanden bijhouden en in in mijn reisboekje volgt dan ook al snel de plaats van bestemming en waar ik dan overnacht. Dat bleek lastig. Ook de landkaart bracht geen uitkomst, binnen de kortste keren beperkte ik me tot vage omschrijvingen op papier. In het begin van de reis sneed dat nog hout; wildkamperen een paar kilometer voor Jorf, overnachten 20 kilometer na de splitsing of 7 kilometer na de pas. Hoe verder we kwamen, hoe lastiger de plaatsbepaling. Er was gewoon niets meer. Een enkele keer waren we dan wel daadwerkelijk ergens, de stad Murghab die met name een verlaten indruk maakte, een kuuroord met 'n zwavelbad of bij een meer. Tussendoor stond er dan gewoon huis als eindbestemming.

Gezien de kwaliteit en het formaat van de tenten die we bij ons hadden en op den duur ook de nachtelijke temperaturen, werd er iedere dag geprobeerd om een plek te vinden bij een huis. Niet vanwege het sanitair dat onverminderd afwezig is, maar vanwege de kachels om makkelijk te kunnen koken en de beschutting die het biedt. Soms was dat daadwerkelijk een homestay of guesthouse, in het verlaten deel logeerde we gewoon bij mensen thuis. Voor ons betekende dat feitelijk allemaal hetzelfde. We lagen zij aan zij op ons matje in een kamer die er voor was, of ervoor was leeggeruimd om ons onderdak te bieden. De gastvrijheid altijd hartverwarmend, net zoals de kachel waar iedereen graag kwam om op te warmen. Het mocht dan zomer zijn, aan de temperatuur kon je dat niet per se afleiden.

Leeg, ruig, verlaten, prachtig. Tot op de laatste meter heb ik ervan genoten. Een wasbordweg tegen de venijnige wind in, door het maanlandschap met tot slot een fikse beklimming naar de grens met Kirgizië. Het stukje niemandsland wat volgde was wellicht het mooiste gebied dat ik ooit heb gezien. Alsof je van de kaalste, meest informatieve pagina van de bosatlas in een feeëriek sprookjesboek was beland. Gelukkig ben ik een slechte daler en heb me lang over zoveel schoonheid kunnen verbazen. Kirgizië was daarna in verhouding een weldaad aan groen met wuivende gewassen en tekenen van beschaving in overvloed, maar toch direct verlangde ik weer terug naar die kale bergen, de leegte, de ruigheid. Tajikistan, 90% van het gehele land bestaat uit bergen. Het schijnt een van de minst bevolkte delen van de wereld te zijn. Ik geloof het graag, en geen wonder. Er is niets. Waar leven ze van, waar geven ze hun geld aan uit.

Gouden tanden, die zag je in overvloed. Ik neem aan als een oudedagsvoorziening. En mobiele telefoons, hoe verlaten ook, altijd een teken van hedendaags leven in de vorm van een mobiel. Aan het begin van de reis had ik zo'n $50 gewisseld in lokaal geld. Nauwelijks een Somoni lichter kwam ik in Osh aan. Ik had het graag uitgegeven, maar waaraan? Winkels, niet gevonden of ze waren dicht. Überhaupt nauwelijks enige middenstand gezien. Eten hadden we al aan boord, dus daar ging ook geen geld meer aan op.

Continue vraag je je hetzelfde af als je een huis of yurt tegenkomt. Wat heeft iemand bezield om hier te blijven, waarom niet verder getrokken. In de winter zullen ze er niet zitten, ingesneeuwd, verlaten van iedereen. De kachel die werd gestookt op mest en droge struikjes maakte nu al overuren. Hoe voorzien ze in hun onderhoud, nauwelijks een idee. En dan heb ik het niet alleen over hoe ze geld verdienen, want waar groeit dat voedsel. Het is niet verwonderlijk dat er maar twee terugkerende gerechten zijn. Laghman soep in de schrale variant of een eenvoudige pilav onder de naam plov. Samen met brood en thee, dat had de lokale keuken te bieden. Het land bleef verbazen tot op het eind. Wat was het mooi.

København

Op weg naar het centrum heb ik bij een van de vele fietshandels eerst maar eens een slot gekocht. Mijn simpele, doch degelijke fietsslot bij het achterwiel is misschien voldoende voor de camping of derde-wereld-land, midden in de stad leek het me toch een leuk idee om mijn fiets aan een paaltje of iets dergelijks te kunnen hangen. De keuze viel op een kettingslot met felroze bekleding om mijn zwarte herenfiets nog iets vrolijks en herkenbaars te geven. Toen ik het slot om mijn frame wikkelde begon ik toch voorzichtig te twijfelen aan mijn keuze, maar goed ik zat nu eenmaal niet op kilo's extra gewicht te wachten. De abus-ketting was best oké, maar bij nader inzien niet heel erg afschrikwekkend en dat lag niet aan de kleur. Na het bekijken van wat fietsenrekken kwam ik tot de conclusie dat ik me niet echt zorgen zou hoeven maken. Sommige mensen vertrouwden hun meer dan prima tweewieler zonder hangslot aan een fietsenrek toe, de meest fantastische fietsen stonden aan een extra slotje dat je onmogelijk als obstakel tegen diefstal kon beschouwen, hier en daar een exemplaar met slot zoals je ieder brikkie in Amsterdam aantreft. Ik begon de afwezigheid van bewaakte fietsenstallingen te begrijpen. Er zal hier heus wel eens een fiets gejat worden, het leek me niet echt aan de orde van de dag. En ook al voelde het tegennatuurlijk om mijn trouwe vakantiefiets zomaar ergens in de drukte alleen achter te laten, als het ergens kon dan wel hier.

Ik heb mijn aankomst in de stad gevierd met een middagje proberen te verdwalen in het centrum. Helaas was mijn richtingsgevoel te goed om daarin te slagen, het bracht me wel langs mooie panden, door smalle straatjes bij leuke winkeltjes en plekken waar ik al iets over had gelezen in mijn stadsgidsje. Ik heb die plaatsen voorlopig maar wat genegeerd, er was nog tijd. En voor je het weet ben je wéér dingen aan het doen, je moet gewoon zijn. De alom vertegenwoordigde spagaat. Altijd is er zo'n spagaat. Zit je lekker op de fiets en voor je het weet ben je alleen bezig om ergens te komen. Ben je ergens heb je de neiging om verder te kijken. Toch had ik uit mijn reisgids een schaduwlijstje van mogelijke-te-doen-dingen gemaakt. Want hoe romantisch het idee ook is, gewoon alles tegen komen zonder plan voor de ultieme ervaring. Het is ook een beetje stom om 1870 kilometer te fietsen en dan per ongeluk te belanden in een naar cafeetje met slechte koffie, om niet te weten dat er op vrijdagavond een openluchtconcert is in Tivoli of alleen de bijna lege kramen van een antiekmarkt te treffen omdat je er een uurtje te laat was. Evengoed deze middag telde niet, vrij om niets te doen. Rondlopen, ergens wat drinken, beetje lezen. De zon scheen, het was heerlijk weer en niet het moment om Illums Bolighus te gaan ontdekken. Maar jee, dat is natuurlijk onmogelijk. Voorbij lopen aan een warenhuis vol met Scandinavische woonaccesoires, een design walhalla, dus daar ging ik. Aan het eind van de middag belandde ik op de zonovergoten kade van Nyhavn, beetje lezen, beetje mensen kijken, kleine picknick. En dat ik daarmee per ongeluk zowel mijn persoonlijke nummer één plus de nummer één uit iedere reisgids 'had gedaan', maakte me echt helemaal niet uit. Het enige wat ik écht nog moest doen, is de terugreis regelen. Dat was voor morgen, dag 1 in Kopenhagen. Als dat geregeld is, is de rest allemaal vrij. Vrij om niets te doen, of juist een heleboel.

Ik was meteen aan de beurt bij de balie van de internationale treinreizen op het station. Ik had de ochtend in een hip café annex wassalon doorgebracht. Terwijl mijn kleding op de achtergrond in het water rondjes draaide, peuzelde ik op mijn gemak een flink ontbijt op en kon ik meteen wat op internet zitten zoeken naar treintarieven. Voor een fiets moet je dan toch nog steeds aan een balie met een medewerker zijn. Vriendelijk vertelde ik wat ik had gevonden en gezien en dat ik had begrepen dat als je een fiets mee wilde nemen je voor een reservering daarvan aan de balie moest zijn. Die kan je niet zomaar meenemen daar moet je voor betalen, werd er naar mijn hoofd geslingerd. Juist, dat begreep ik ook wel. Verbouwereerd informeerde ik verder, zou er nog plek zijn in mijn gewenste trein? Ze kwam uit op een ticket dat € 50,- duurder was dan het internettarief, nog steeds zonder fiets. De neutrale opmerking dat ik dat verschil best groot vond, kwam me op een 'dan boek je maar op internet' te staan. Was er dan wel plek voor mijn fiets in die trein, vroeg ik voorzichtig. Dat kon zij toch ook niet weten, ze kon wel voor me kijken. Ik antwoordde slechts met een glimlach en een heel graag. De trein was helemaal vol. Een dag later misschien, vroeg ik in mijn naïviteit. Ze was ook de beroerdste niet en wilde best nog een datum invullen, maar liet wel weten dat dat eigenlijk niet de bedoeling was. Dat ik open stond voor een flexibele vertrekdag was blijkbaar heel vervelend. Wederom geen plek voor mijn fiets en nu zat ik in dubio. Ik mocht niet naar andere dagen vragen, maar wilde wel nog steeds naar huis met de trein.

Ik heb nog even overwogen om mijn fiets te stallen en alleen naar huis te gaan. Zou er wel een veilige stalling zijn? Ze deed in treinkaartjes en niet in fietsenstallingen. Dus wat werd het? Een algemeen treinadvies heb ik toen maar gevraagd. Wilde ik die fiets echt mee? Het was hoogseizoen die nachttrein zat de komende weken vast helemaal vol dan moest ik in september maar terug komen. Daar schoot ik dus niets mee op. Het gesprek was ondertussen ronduit onaangenaam en hoe ik ook probeerde om het naar vriendelijker vaarwater te keren, het bracht me nergens. Dapper vroeg ik verder. Ik hoefde niet per se met de nachttrein, een andere verbinding kon ook prima zijn. Om de dame te plezieren riep ik een dag en een tijdstip van gewenst vertrek en daaruit volgde het computeradvies. Enige kennis bij de medewerkster was er namelijk niet, bereidheid om wat rond te zoeken naar een efficiënte verbinding ook niet. Dus was de uitkomst zeven overstappen, een eeuwigheid onderweg en een uur of wat wachten op een verlaten station aan de randen van de dag, zo niet nacht. Wilde ik dat? Ik vroeg of ze het een realistisch alternatief vond, dat ik het niet echt voor me zag een fiets met bagage zo vaak van trein naar trein te krijgen. Vooral niet als het regionale treinen zijn waar je lastig in en uit gaat met trapjes enzo. Ja, zij ging nooit met de fiets in de trein en kon het ook niet weten. Maar wilde ik dat? Want bij bepaalde treinen had je een fietsreservering nodig, en daarvoor moest ze de beschikbaarheid nagaan. Dat was veel werk en daarbij nog met een behoorlijke kans dat het meenemen van 'n fiets bij een van die treinen niet meer kon. Dus ja of nee, want ze ging het niet voor niets allemaal nazoeken. Totaal verslagen stond ik aan de balie. Nou, wat gaat het worden? Er staan nog meer mensen te wachten.

Hopeloos mislukt, zoveel was duidelijk. Bij een populair café van mijn schaduwlijstje heb ik met koffie en cake de vliegtarieven maar eens onderzocht. Tot mijn grote verbazing was een enkeltje met fiets nauwelijks duurder dan het ticket met de trein zonder fiets. Ik kon het moeilijk geloven, maar na drie keer herberekenen bleek het toch allemaal juist. Weliswaar maximaal vier fietsen per vlucht, daarentegen ook toegestaan zonder hoes. Een unicum in de vliegwereld, snel boeken voordat mijn fiets weer buiten de boot viel. De hele boel ingevuld, creditcard erbij gepakt en toen liep het weer spaak. Heb je ineens een random reader voor de zekerheid nodig om je creditcard te kunnen gebruiken. Allemaal leuk en aardig die veiligheid, dit schoot echt z'n doel voorbij. Hoe nu verder was de grote vraag, want die random reader lag nog steeds klaar om mee te nemen, vergeten thuis. Naar het vliegveld om daar een ticket te kopen aan een balie? Daar had ik niet zo'n trek in na de ervaring van een uur eerder. Afgezien van alle tijd die het me zou gaan kosten. Waar haal je in het buitenland zo'n ding vandaan? Wie zijn de zusterbanken van de Rabobank? Tot ik ineens een briljante inval had. Ik heb een zus, en waar wend je je toe in nood? Precies. Terwijl ik ongeduldig zat te wachten op een antwoord op mijn noodkreet via de WhatsApp, gingen er twee Nederlandse dames aan een tafeltje naast mij zitten. Hmm, misschien. Je weet nooit, het zou maar zo, vrouwen en hun handtas. Ik heb het nog even nagevraagd, maar vermoedelijk doen de heren die aankwamen met de wijn ook de geldzaken. Geen flauw benul waar ik het over had. Driftig heb ik een mail geschreven met paspoortnummer, vluchttijden, hoeveel bagage te boeken, aanwijzingen hoe die fiets toe te voegen aan de reservering, zodat mijn ticket in Nederland kon worden geregeld door mijn grote zus, m'n heldin. Wat was ik later op de dag blij met de sms dat ik succesvol een vliegticket had geboekt. Terugreis geregeld, de fietsreis zat erop. Vrij om de komende dagen onbekommerd Kopenhagen verder te ontdekken.

Aankomst in Kopenhagen

Vanaf de camping bij Museum Arken zou het nog een kilometer of 20 zijn naar het centrum van Kopenhagen. Vol vertrouwen zag ik de rechte route tegemoet. Met een uurtje of maximaal twee fietsen voor de boeg naar de stadscamping deed ik het rustig aan. Met een zonnetje reed ik langs water en snelweg en vervolgens werd het alsnog een beproeving. Aan de rand van een soort van natuurgebied klopte er niets meer van de beschrijving. Ik dacht nog even dat ik me had laten afleiden door een prachtig vormgegeven appartementencomplex, maar dat bleek bij nader inzien niet het geval. Heen en terug gereden, de plattegrond van het gebiedje bestudeerd en op gevoel ging ik alsnog een stuk de juiste richting op. Helaas raakte ik vervolgens verstrikt in het stratenplan van een wijk waar het een wonder is dat mensen hun eigen huis weten terug te vinden. Iedere bocht en ieder kruispunt van smalle straatjes voor fietsers en wandelaars waren voorzien van wegwijzers. Buurtcentra, metrostations, zwembad, voetbalclub, winkelcentrum of basisschool en de huisnummers van een bepaalde straat, ieder detail leek er wel te zijn weergegeven op de groen bordjes in de berm. De paar mensen die ik nog tegenkwam waren tieners op de fiets of moeders met kinderwagen. De details waren duidelijk, de grote lijn was ik volledig bijster. Ik weet niet meer wat ik dan uiteindelijk uit wanhoop ben gaan volgen, een metrostation of winkelgebied of misschien beide. Het heette naar iets wat me een hint zou kunnen geven waar ik mij op de plattegrond begaf. Inderdaad bij het metrostation kwam ik weer een doorgaande weg tegen en met meer geluk dan wijsheid vond ik een bekend fietsbordje. Mocht iemand dan denken dat ik na deze laatste wijze les weer geheel oplettend op de fiets zat, het valt te betwijfelen. Ik was daar nog wel van overtuigd, maar wist wederom dat ik niet fietste waar men me hebben wilde. De route uit het oog verloren, nu met de bovengrondse metrolijn als leidraad. Ik reed probleemloos richting het centrum, het plotselinge zicht op de kerktoren van de Vor Frelsers Kirke maakte me aan het glimlachten. Alleen díe torenspits had ik jaren eerder al eens gefotografeerd. Voor mij het bewijs, ik was aangekomen in Kopenhagen.

Brede fietspaden door het centrum, langzamerhand uit het centrum en verder richting de rand van de stad. Het gevoel van afstand was ik ondertussen kwijt, maar de route naar de camping niet. Alhoewel het woord camping wat meer doet vermoeden dan een grote lap, licht aflopend, gras waar ik terecht kwam. Een veld waar tenten, auto's en kampeerwagens in het wilde weg staan opgesteld of geparkeerd, hier en daar geflankeerd door een picknicktafel die steviger tijden heeft gekend. Desalniettemin van alle faciliteiten voorzien aan de rand van het 9ha grote terrein, de receptie met een leeg ogende campingwinkel en een zwart-wit tv met korrelig beeld onder een partytent als recreatieruimte. Douchewagens die op een festival niet zouden misstaan en een sober gedateerd gebouw met rijen toiletten en een keukenblok of wat, waar het woord barak toch voorzichtig beter in de buurt komt. Eigenlijk was er helemaal niets mis met de camping, toch kon ik een unheimisch gevoel in de verte niet onderdrukken. Waarschijnlijk alleen veroorzaakt door het ontbreken van enige begroeiing of beschutting en de afwezigheid van de kneuterige gezelligheid van gezinnetjes met spelende kinderen. Geen vakantie-bedrijvigheid op deze camping, alleen bestemmingsverkeer om de stad te bezoeken. Ik heb mijn tentje voor de laatste keer deze vakantie opgezet en ben weer op de fiets gesprongen, bergaf terug naar het centrum.

Denemarken onderweg

Tegengehouden door de wind en af en toe vergezeld door een fikse bui vervolgde ik mijn weg naar Kopenhagen. De weg was belachelijk goed aangegeven, fout rijden was niet langer een optie. En op de spaarzame rare punten waar je alsnog bijna een zeldzaam vertwijfeld moment kon gaan ervaren, zelfs op die momenten werd je geholpen door extra bordjes die overduidelijk met liefde waren vervaardigd om de fietsers van de oprit of uit de achtertuin te houden. De weg was onverminderd rustig en geregeld met wilde veldboeketten omzoomd. De klaprozen nonchalant in grote getale aanwezig, het graan wuivend in het veld en ik verbaasde me erover dat de boeren op de trekkers hun hooi al binnen aan het halen waren. In Duitsland waren ze nog lang niet zo ver. Een paar kilometer verder was ik weer bij de les..., dat was ondertussen weken geleden!

Het landschap gleed voorbij, er veranderde weinig en ik nam de tijd. Iedere meter legde ik met plezier af, nooit in de verleiding komend om ergens de route af te snijden. Dagelijks haalde ik een Italiaans stel weer bij en in. Hun afsnijdingen leidde er steevast toe dat ze met een kaart in de hand verloren om zich heen keken. Ik reed in kortere tijd langere afstanden, zij reden 's avonds langer door en kwamen dan toch ongemerkt een stukje verder. Geregeld maakte ik mijn voornemen waar om onderweg te stoppen bij "bezienswaardigheden" of rond te hangen in stadjes. Het eeuwenoude kerkje op de rand van de afgrond was niet bijzonder spectaculair, maar wel voorzien van een verrassende muurschildering die in een Boeddhistische tempel niet had misstaan. Het museum voor kunst in de openbare ruimte sprak direct tot de verbeelding; dat is dan toch al toegankelijk en waarom heb je daar nog een pand met entreegeld voor nodig? Een bezoek kon natuurlijk niet uit blijven, alhoewel ik er weinig voor voelde om mijn bepakte fiets ergens onbewaakt in het centrum neer te zetten. De behulpzame vrouw van de toeristeninformatie had een even eenvoudige als briljante oplossing voor mijn parkeerprobleem, hun achtertuin! Met de fiets veilig en droog onder het afdakje van het minieme achterplaatsje, kon ik er met een gerust hart op uit. Een broodje zalm, koffie in een cafeetje, ronddwalen in de straatjes en dan het museum; het gipsmodel van de zeemeermin, oude bouwplannen en archiefbeelden van de attracties voor Tivoli, maquettes van (door kunstenaars ontworpen) speeltuinen en een moderne zolder met wandkleden. Een en ander voornamelijk toegelicht in het Deens, maar wie kent de betekenis van het woord 'lego' niet?! Dat het tijdelijke hoofdthema iets met spelen te maken had, daarover was geen twijfel mogelijk.

Eindbestemming van de dag was nog een ander museum. Museum Arken, in de buurt van Kopenhagen naast een camping gelegen. Ik had er onderweg pas voor het eerst over gelezen, maar de omschrijving was er een naar mijn hart. Hedendaagse kunst met als aandachtspunt werk van Deense en andere Scandinavische kunstenaars. Ik had mijn aankomst zo uitgekiend dat ik tijdens de wekelijkse avondopening een bezoekje kon brengen. Het meisje aan de kassa begon met een verontschuldiging en een voorspelling dat ik binnen een kwartier alles wel zou hebben gezien. De helft van de ruimtes was niet toegankelijk vanwege een tentoonstellingswissel, het mocht de pret niet drukken. Nog nooit zag ik zoveel Damien Hirsts bij elkaar, maakte kennis met het werk van Anselm Reyle, ontdekte een Olafur Eliasson tussen de interessante installaties en het pand zelf heeft hoeken en gaten die kunst bijna overbodig maakt. Tot sluitingstijd heb ik op m'n gemak in het nagenoeg lege museum rondgelopen, wat gedronken in het café dat de kassière bij gebrek aan kunst van harte aan had beveeld en via de overvolle museumwinkel liep ik vervolgens binnen een paar minuten naar mijn tentje.

Møns Klint

De eerste kilometers op Deens grondgebied bleken een opmaat voor datgene wat nog komen ging. Ik genoot met volle teugen van iedere kilometer, reed zo mogelijk nog een extra rondje in elk stadje dat ik onderweg tegenkwam en was continue bezig met het bijhouden van een lijstje in mijn hoofd van mooie momenten, opmerkelijke details en indrukwekkende uitzichten. De zee op zijn minst vertegenwoordigd in de geur van de lucht en dus altijd ergens in de buurt. Om te voorkomen dat ik meteen in mijn enthousiasme keihard door de graanvelden richting Kopenhagen zou racen, had ik mezelf op rantsoen gezet en Stege als dagbestemming uitgekozen. Een korte rit, om mezelf eraan te herinneren de tijd te nemen. Om dat voornemen kracht bij te zetten, had ik me ook alvast voorgenomen er twee nachten te blijven. Stege leek een gunstig gelegen plek om het eiland Møn te gaan verkennen.

De regen drupte met enige regelmaat op mijn tentje neer. Dat had ik al een tijdje niet meer meegemaakt, maar ach het was toch een soort van rustdag. Het opstaan stelde ik gewoon wat uit, herschikte wat spullen in mijn tent en tassen en pakte meteen het een en ander bijeen voor mijn dagtrip.Een rondje over het eiland met als hoogtepunt halverwege Møns Klint. Een grote kalkrots waar ik toevalligerwijs wel eens iets over had gehoord, op papier was de associatie met Dover in ieder geval snel gemaakt. Aan het eind van de ochtend klaarde het wat op en vol goede moed en met verse broodjes ging ik op weg. Voor ik het dorp goed en wel had verlaten, begon het alweer te druppelen en tegen de tijd dat ik mijn regenjas had aangetrokken kwam het met bakken uit de lucht. Als mijn spullen in een warme hotelkamer zouden liggen, was ik waarschijnlijk meteen omgekeerd. Mijn kleine tentje vond ik echter niet de moeite van het direct omkeren waard, dus dwars door de regen vervolgde ik mijn weg. Zowel de wegen als huizen maakte een lege, doch geen verlaten, indruk. Het asfalt begon steeds meer te glimmen van het al het water en ik werd met elke drup nog iets natter en kouder. De grootste investering dit jaar voor de vakantie zat 'm in een regenjas, een aardig gestroomlijnd vrij kort fietsmodel, dat de gemaakte beloftes zeker inloste. Ik had 'm gecombineerd met mijn rainlegs. Zo'n regenbroek tot over de knie die alleen de bovenkant van je bovenbenen bedekt. Het is eenone size fits all-modelmet een ademend gaasstofje aan de bovenkant.Ik pas dit aparte model fietsbroek inderdaad prima, maar moet 'm daarvoor wel een beetje laag op de heupen dragen. Er was niet heel veel regen voor nodig aleer ik voelde dat beide onderdelen niet echt op elkaar aansloten...Het water rolde van mijn dure jasje naar beneden en verdween zo op de bovenkant van mijn broek.Geen wonder dat ik al vlot begon te fantaseren over de gezinnen die lekker droog binnen zouden zitten. De kinderen met glas limonade op de bank gekluisterd aan de tv voor een of andere briljante Scandinavische kinderserie of juist alles ondernemend wat je die kinderen in zo'n aflevering ziet doen. Aan de buitenkant was er in ieder geval geen aanwijzing wat zich daar binnen allemaal afspeelde, het kon allemaal.

Eenmaal gewend aan het lichte oncomfort van de nattigheid, begon ik op te merken hoe ongelooflijk mooi de omgeving eigenlijk was geworden. Witte mistwolken die door het golvende landschap trokken,de monochrome kleuren in de vergezichten,het impressionistisch karakter ervan en heel langzaam aan veranderde de wit-grijze zeegezichten van kleur. De regen nam af in kracht, het werd wat lichter en ik vermoedde in de verte de voorzichtige komst van wat blauwe lucht. Uiteindelijk kwamen de kleuren in het landschap weer tot leven met de in het oog springende rode kleiweg omhoog naar Møns Klint. Via alle kleine achterafpaadjes en landelijke (om)wegen had ik het idee gekregen dat alleen ik er vandaag op uit was getrokken, maar bij het parkeerterrein zag ik dat er meer mensen de rots kwamen bekijken. Klein verschil dat die mensen allemaal kurkdroog uit een auto stapte en ik druipend van de regen van een bemodderde fiets.

Behoedzaam beklom ik de lange, houten, glimglibberige trap en via smalle paadjes door het bos vervolgde ik mijn weg. Alleen de hekken een stukje verderop gaven een indicatie van de rand van de afgrond, hier en daar benadrukt door een doodlopend uitgesleten paadje er naar toe. Het bewijs van nieuwsgierige mensen die, naar ik vermoed, vast een glimp van de rots wilde opvangen. Benieuwd wat die mensen daar dan zagen, heb ik al die paadjes naar een hek of misschien toch een prachtig uitzichtpunt ook gelopen. Meestal leverde het een blik van nabij op de bomen op, het was per slot van rekening een bos. Toch stelde het nooit teleur, al was het maar om te merken dat de mensen achter me -daardoor?- ook even de extra meters liepen. Na een vluchtige blik liepen ze zonder uitzondering snel verder. Of de meest enthousiaste loper van een groepje concludeerde hardop dat er niets was te zien en daarmee vervolgde de hele groep de kortste route omhoog. Raar vond ik dat. Niet eens zo zeer dat men klakkeloos uitging van andermans oordeel, maar tuurlijk was er wel iets te zien. Blijkbaar zocht men slechts naar het beeld dat men verwachtte. Minutenlang heb ik aan een hekje gestaan, totaal gegrepen door het geheel witte uitzicht. De wereld leek tweedimensionaal te zijn geworden, de horizon verdwenen. Al starend in het niets, het mistige vergezicht, veranderde er veel. Het wit werd wat witter, of juist niet. Er ontstond een vaag idee van diepte, een vermoeden waar de zee overging in de lucht en er bleek zelfs een bootje in zee te drijven. Mensen kwamen en gingen aan het hekje om ook een kijkje te nemen. Vluchtig een beoordelende blik werpen, niemand zag wat ik zag, niemand was onder de indruk vaneen van mijn mooiste momenten van de vakantie zo ver.

Gelukkig maar, het beviel uiteraard prima in mijn eentje aan het hek met mijn hoofd tussen de overhangende takken. Ondertussen bang geworden dat Møns Klint zelf nu weinig indruk zou maken, bleek het tegendeel waar. De witte rots was inderdaad een schoonheid, met aan de voet stipjes van mensen op het strandje van zwarte keien. De lange weg naar beneden heb ik eveneens afgelegd en ook dat leverde mooie momenten op. Het geluid van het lopen over de keien, het klotsen van de zee, de witte rotswand afstekend tegen de ondertussen helblauw geworden lucht, de enkele boom ergens in de hoogte of de groene omlijsting van de bomen bovenaan de rand. Overal kon je een prachtig abstract beeld opmerken, een imaginair hedendaags schilderij of een figuratief detail. De regenwolken waren definitief verdreven door de opgestoken wind en de zon voorzag de terugweg van een warme gloed.Mocht ik er nog aan twijfelen, de contemplatieve gemoedstoestand waar ik zo naar verlangde aan het begin van de reis. Ik zat er middenin.

Marylist

Aan het eind van de middag kwam de boot aan in Gedser. De tocht was lang genoeg om weer bijgekomen te zijn van de eerder afgelegde 100 fietskilometers, de dag nog voldoende tijd overlatend om niet de kortste route naar een camping te hoeven rijden. Er stond een verfrissende wind, die samen met de zon een aangenaam evenwicht vormde. Ik voelde me meteen thuis in Denemarken. Er was niets buitengewoon dat indruk maakte, toch wilde ik ieder moment vast houden. Of het nou de eenvoud van een spoorboom in het landschap was, de typische Scandinavische huizen die ik om de zoveel tijd tegenkwam, de overzichtelijkheid van het landschap, de leegte van de weg, ieder moment was de moeite waard. Vanaf de eerste Deense kilometer was ik blij dat het allemaal nog voor me lag, direct rondrijdend met een licht gevoel van weemoed vanwege het aanstaande afscheid. Want met nog ruwweg 300 kilometer in het vooruitschiet tot Kopenhagen, is de eindbestemming gevaarlijk dichtbij. Voor het moment was het in ieder geval genieten.

Via Nationaalroute 9 kwam ik via een omweg aan in Marielyst. Meteen uitkijkend naar een pinautomaat, want met je euro kom je in Denemarken natuurlijk niet ver. Deense kronen had ik nodig! Uit het aantal campings en mijn boekje had ik afgeleid dat er voldoende bedrijvigheid in het plaatsje zou moeten zijn. En inderdaad langs de weg volgde cafés, winkels en restaurants elkaar op. Met argusogen reed ik door de hoofdstraat, uitkijkend naar een pinautomaat, tegelijkertijd in de gaten houdend waar ik mijn boodschappen zou kunnen doen en als ik dan en passent een wegwijzer met tent-icoon tegen het lijf kon rijden...

De supermarkten waren snel gevonden; de ondertussen uit Duitsland bekende knalgele Netto en een nog onbekende Rema1000. Tot mijn vreugde waren beide zaken ook op zondag geopend. Eerder die dag kwam ik er namelijk achter dat ik nogal weinig eten op zak had voor een zondag en prees mezelf gelukkig met de bakker onderweg. Met verse broodjes en mijn noodmaaltijd zou ik alsnog een aardig eind komen, maar een open supermarkt was helemaal fantastisch. De mogelijkheden om alsnog een lekker vers maal te verorberen, namen zienderogen toe. Al helemaal nu ik aan het eind van deze zondag ineens tot de briljante conclusie kwam dat het zaterdag was. Ik hoefde me niet eens meer te haasten om voor sluitingstijd inkopen te hebben gedaan, en daarmee nog alle tijd om eerst de tent neer te zetten én dat geld ergens te gaan pinnen.

De supermarkten waren nog niet uit het zicht verdwenen, of ik ontdekte op de T-splitsing aan het eind van het dorp de wegwijzer naar een camping. Het zag er allemaal voorspoedig uit. De weg evenwijdig aan de kust werd echter stiller en stiller en met iedere afgelegde meter werd de kans op het vinden van zowel camping als pinautomaat kleiner. Omdraaien, terug rijden en nog eens goed kijken... Wederom geen succes, makelaar, bakker, kledingwinkels, ijssalon, restaurantje of bloemenzaak, geen pinautomaat, geen verdere verwijzing naar een camping. Op de T-splitsing eens de andere kant opgereden, maar daar belandde ik al snel tussen de vakantiebungalows in een raar stratenplan. Ik had geen zin om te verdwalen, dus weer rechtsomkeert. Terug naar het centrum. Bij het binnenrijden van het dorp was ik blijkbaar een 'i' voorbijgereden, misschien leverde daar kijken alsnog wat op. Al snel bleek dat ik inderdaad geen informatiebord over het hoofd had gezien, in een zijweg vond ik wel een gesloten toeristeninformatie. Dat hielp me op zich eigenlijk ook niet verder, maar plots zag ik dan toch ergens een bordje naar een andere camping en via omtrekkende bewegingen kwam ik weer in dat rare stratenplan terecht. Nu van de goede kant om die camping dan ook daadwerkelijk te kunnen zien.

Na lang nadenken opperde de gezette campingdame dat er bij de Netto wel een pinautomaat moest zijn. Raar vond ik dat, een automaat voor lege flessen had ik daar gevonden. Haar Engels was te slecht om naar details te informeren, mijn eten moest toch nog worden gekocht en daar ging ik weer. De vrouwen die ik aansprak bij de Netto moesten er ook lang over denken. Hé, zat er niet een om de hoek? Nee, ze kwam net als ik tot de conclusie dat het aan ander apparaat was. Daar zat er dus ooit een, maar nee ze hadden geen idee. Ik kon wel extra geld pinnen in de winkel, gaf een van de vrouwen als slimme oplossing. Zo gezegd, zo gedaan. De kassamedewerkster was echter resoluut. Mijn boodschappen kon ik heus wel pinnen, extra geld opnemen was onmogelijk. De kassière gaf wel een vage aanduiding waar ik moest zijn, maar op dat punt wisten de man met kinderen, zijn partner, de vrienden daarvan en het oudere echtpaar me geen van allen verder te helpen. Ik had de moeilijkheidsgraad van mijn vraag danig onderschat, niemand had een idee. Ik begon mezelf serieus af te vragen hoe die mensen dan aan geld komen. Het loonzakje in Denemarken toch al jaren uit de tijd, geld opnemen bij een balie in een bank ook uit vervlogen tijden. Zouden ze dan alles met hun bankpas betalen? Twee Duitse toeristen wisten me uiteindelijk te helpen. Ik moest aan het eind van de straat bij Café Klein op de hoek zijn en dan kon ik het zien liggen, gewoon aan de doorgaande weg. Het makelaarskantoor had ik ondertussen al velen keren zien liggen, vanaf daar zag je ook Café Klein en eindelijk had ik het door. De pinautomaat uit het zicht onttrokken door de wachtende mensen, altijd wel iemand die naar het huizenaanbod in de etalage stond te turen. Geen wonder dat ik het alle keren wel had gezien, maar niet had herkend. Ik ben aangesloten in de rij en dat we ongelooflijk lang moesten wachten in de rij eer de tienermoeder en haar vriendinnen hun geld hadden opgenomen, bracht de bejaarde man achter mij tot wanhoop, maar kon mij niet meer deren. Ik had eten, geld en een overnachtingsplek en eindelijk alles gedaan wat ik vandaag wilde doen. Nu restte er alleen nog een avondpicknick op het strand.

Ferry Rostock/Gedser

Met de boot van Rostock naar Gedser en die doet er ongeveer anderhalf uur over. Dat klinkt als een aardig antwoord op de vraag hoe ik van Duitsland naar Denemarken zou gaan en wist dat dan ook te vertellen de derde keer dat ernaar werd gevraagd. Om op den duur iets meer vertrouwen op te wekken over de kennis van mijn te volgen reisplan en topografische kennis, heb ik toch nog even op de kaart gekeken. Gedser is het zuidelijkste puntje van het oostelijke eiland Falster, in de Sjaelland regio.

Het antwoord op de vraag is geen gedegen reisplan, realiseerde ik me onderweg. Want hoe vaak vaart die boot dan? Is het een drukke route en hoeveel mensen kunnen er op die boot? Al die tijd had ik een flinke veerboot voor ogen die van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat op en neer vaart. Nu Rostock in de buurt kwam, zag ik ineens een bescheiden dienstregeling voor me met volgeboekte boten. Ik heb er maar niet al te lang bij stil gestaan. Je kan er over gaan nadenken wat je wilt, zorgen maken zelfs mocht dat in je aard liggen, maar de situatie verandert er niet door en antwoorden of oplossingen gaan er ook niet van komen. Het moment afwachten en ter plekke zien, wederom als strijdplan.

Om een indruk te krijgen van Rostock ben ik even met mijn fiets door een hoofdstraat in het centrum gewandeld. Druk! Prachtige panden, maar de hoeveelheid toeristen van het doorsnee soort wakkerde mijn reislust alleen maar aan. Op de kaart kon ik al geen camping in de buurt vinden, maar nu wist ik zeker dat ik ook geen moeite ging doen om hier een overnachtingsplek te regelen. Ik ben snel weer op de fiets gestapt om een kijkje te gaan nemen in de haven.

Een uurtje later stond ik 10 kilometer verderop met een ticket in mijn hand in rij 9 te wachten op de boot, te midden van een twintigtal andere fietsers en een motorclub. De overige banen vol met auto's, campers en vrachtwagens. Niet allemaal met dezelfde bestemming, de voertuigen van de eerste rijen werden één voor één de grote veerboot op geloodst. Daarnaast een lege kade voor ons en een stuk verderop een gigantische veerboot naar het opeens dichtbij klinkende Helsinki. Het was leuk om eens door een haven te fietsen. Geen afstandelijkheid en schijnveiligheid van een auto om je heen, maar klein en kwetsbaar tussen de grote ferries. De controlepoortjes en afgestreepte rijbanen veel te breed voor welke tweewieler dan ook. De wind had vrij spel over de lege asfalt vlakte en de geur van zee hing in de lucht. Ik vond het niet erg dat de boot wat vertraagd was en we even moesten wachten. Er gebeurde niets, het was fantastisch.

Alleen een filmische scène verstoorde een kort moment de stilte van het wachten. Plots kwam er een grote zwarte Lexus met gierende banden aangescheurd, die piepend tot stilstand kwam vlak voor de klep van de zojuist aangemeerde veerboot. Een man met Aziatisch uiterlijk sprong wild gebarend uit de auto met Spaans kenteken. Hij riep dan wel allemaal onbegrijpelijk dingen, iedereen wist dat het niet deze boot was die hij bijna ging missen. Door zijn paniek was de man nauwelijks voor rede vatbaar, wonderwel wisten de mannen in de gele hesjes hem met een simpel armgebaar en dringende blik nog net op tijd weg te krijgen. Het scheelde weinig of hij had zichzelf volledig klem gezet tussen het af- en opgaande verkeer en een logistieke chaos veroorzaakt. De onruststoker werd door een ieder gadegeslagen, zonder enige reactie te veroorzaken. Met het wegrijden van de man, was de absolute rust weergekeerd. Gemoedelijk ging iedereen even later aan boord.